Ouderdom is taalkundig krom – maar in ‘t plat is’t wel wat
Wat mij in hoge mate stoort
is dat ene onmogelijke woord
dat zoveel tegenstrijdigheid in zich heeft
voor een ouder die daarin zijn gevoel beleeft.
Dat woord doe volgens jeugdigen vermoeden
dat een ouder met het stijgen van zijn levenstijd
meer dan men ooit zou kunnen bevroeden:
hij raakt de kennis en zijn verstand heel langzaam kwijt.
De mens wordt steeds ouder en ook meer dan grijs
maar wint daarbij aan kennis en aan waarheid
dat is een algemeen erkend en vaststaand feit
verworven levenservaringen, als waarlijk levend eerbewijs.
Dat deeltje ‘dom” in dit woord is oliedom
en oliedom en ouderdom zijn krom en echt gestoord
en elk afzonderlijk woord is eigenlijk volstrekt ongehoord
omdat het niet echt zegt wat het werkelijk verwoordt.
Het woordje dom in deze samenstelling
is van een andere taalkundige betekenis
moet daarom maar gauw van de taalkundige helling
dat is voor dei ouder ook wel zo vriendelijk en zo fris
Het woordje dom, ingesloten in ouderdom
is net als oliedom, zo krom en onbegrepen;
‘t zijn woorden, betiteld als een “discrepantie”
al weer een woord dat mij niet echt bekoort en verstoort
en zijn daarom dan ook van geen enkele “relevantie”
Maar thuus doar proat wie allemoale gewoon plat
en doarin hebben wie een groot woordenschat
om oons zo makk’lijk moog’lijk uut mekaar te kunn’n drukken
dat zal ied’re plat-geaarde Tukker wel merakels lukk’n
dat geldt voor iederene, zowel veur oold as jong;
en ‘t maakt niks uut, al kak ie zelfs nog over oen tong
En noe, zeg ik oe dus mien jong
die leuke leu uut Twente,
die blieft gewoon… veur altied jong!
Gert Pape